
Al bijna 50 jaar werkt Tearfund samen met lokale organisaties en kerken om hulp te bieden waar conflicten dreigen, natuurlijke hulpbronnen uitgeput raken of rampen de toegang tot schoon drinkwater blokkeren. We doen dit werk met een grote verscheidenheid aan collega’s, werkzaam vanuit verschillende expertises. Wat zij hierin altijd gemeenschappelijk hebben is de overtuiging dat het op deze wereld eerlijker én rechtvaardiger kan. Caspar Waalewijn, programmamedewerker bij Tearfund, hoopt komende maand met pensioen te gaan en is daarmee 40 jaar (!) onderdeel geweest van deze missie. Als belangrijke schakel in verschillende projectteams en door zijn betrokkenheid bij de Dutch Relief Alliance (DRA), heeft hij een onmisbare bijdrage geleverd aan het werk van Tearfund. Kortom, alle reden voor een uitgebreid gesprek. Samen met Caspar blikten we terug op de mooie, bijzondere en lastige momenten in zijn werk.
Als er dan vervolgens Soedanezen op bezoek kwamen was hij ook zo weer wakker.
De eerste kennismaking van Caspar met een project van Tearfund was in 1981 in Zuid-Soedan, toen nog onderdeel van Soedan. Caspar had al wel gereisd, maar dit land was nog volledig nieuw voor hem. Als snel integreerde hij samen met zijn vrouw bij de lokale partner van Tearfund die hen op weg hielp in het werk. Het was een periode vol veranderingen. Een nieuwe omgeving, maar ook de uitdaging om als scheikundedocent aan de slag te gaan in een lokale onderwijsinstelling kwam daar bij. In diezelfde periode werd ook hun oudste zoon geboren. ‘Het is in Soedan vaak ontzettend warm. Wat ik mij nog goed kan herinneren, is dat onze zoon daarom moeite had om in slaap te komen. Gelukkig hadden we een mangoboom in de tuin staan die veel schaduw gaf. Door de grote wortels van de boom kon je er met een kinderwagen goed rondjes omheen lopen. Dan viel hij vaak langzaam hobbelend in slaap.’ Na een korte pauze voegt hij hier nog lachend aan toe: ‘Als er dan vervolgens Soedanezen op bezoek kwamen, was hij trouwens ook zo weer wakker.’ Terwijl hij dit zegt, klapt hij een aantal keer luid in zijn handen om mee geven hoe in Zuid-Soedan een bezoeker zijn entree aankondigde.
Noodhulpaanvragen kwamen per fax binnen. Aanvragen die wat langer konden wachten zelfs per post.
‘Ga ik weer aan de slag als scheikundedocent óf wil ik nog meer weten over landbouw?’ Dat was de vraag die Caspar zichzelf stelde toen hij samen met zijn vrouw terug kwam uit Zuid-Soedan. Ze hadden daar een aantal jaar doorgebracht en waren net weer terug in Nederland. Alle opties lagen nog open. Uiteindelijk koos hij voor het laatste en rondde hij een Master tropische landbouw af in Engeland. De opgedane kennis nam hij vervolgens mee terug naar Noord-Soedan, en later ook naar Kenia en Swaziland. Caspars start bij Tearfund op het kantoor in Nederland was in 1992 in Driebergen. ‘Er werd iemand gezocht voor de buitenlandafdeling. Tearfund was toen nog niet zo groot. Met mijn aanstelling vormden mijn collega en ik het volledige buitenlandteam. Samen coördineerden we alle lopende projecten. Ik deed de uitzending van Tijdelijke Overzeese inzetten (TOPpers genoemd) en noodhulp en mijn collega de structurele projecten.’ Ook de communicatie met de landen verliep heel anders in die tijd. ‘Noodhulpaanvragen kwamen per fax binnen. Aanvragen die wat langer konden wachten zelfs per post’, vertelt Caspar. Korte lijntjes zorgden ervoor dat het werk alsnog met snelheid uitgevoerd werd. ‘Als ik een aanvraag passend vond, kon met een snelle procedure alles in 1 dag in gang gezet worden.’
Mensen leefden in kleine plaggenhutjes, gebouwd bovenop het vulkanisch gesteente. Het was een onafzienbare zee van hutjes.
In al die jaren kwam Caspar veel leed en verdriet onder ogen. De humanitaire crisis die volgde op de genocide van 1994 in Rwanda staat hem nog op het netvlies gebrand. Nog nooit eerder hoorde hij cijfers die zijn voorstellingsvermogen zo voorbij gingen. ‘Er werden meer dan 800.000 mensen vermoord in 100 dagen tijd en de crisis leverde zo’n 1,2 miljoen vluchtelingen op.’ Veel mensen sloegen op de vlucht naar Goma, een niemandsland van vulkanisch gesteente, net over de grens van Rwanda. Caspar was in die tijd in Goma met een transport hulpgoederen voor de vluchtelingen. ‘Mensen leefden in kleine plaggenhutjes, gebouwd bovenop het vulkanisch gesteente. Het was een onafzienbare zee van hutjes.’ Deze situatie maakte veel indruk op Caspar. De gevolgen van menselijk geweld waren opeens zó duidelijk zichtbaar. ‘Er is zo enorm veel gevochten. Overal waar je keek in Rwanda zag je kogels liggen. Het was lastig om te zien dat er in een overwegend christelijk land zo veel geweld is gebruikt.’ Hoop houden in situaties als deze bleek een enorme uitdaging. Toch vond Caspar hoop. Vaak in klein, nieuw begin. ‘Wat ik hoopvol vond, was dat er na korte tijd al een herstart te zien was. Zo heeft Tearfund een echtpaar uit België uitgezonden dat al in Rwanda gewerkt had met veel contacten. Via het bureau dat zij opzetten, konden groepen financiële ondersteuning ontvangen. Zij hielpen bijvoorbeeld een boerengroep aan de benodigdheden om aardappels te verbouwen en een vrouwengroep aan nieuwe geiten. Zo’n 500 groepen zijn toen binnen één jaar na de ramp geholpen om weer van start te kunnen gaan.’
Ook wij hebben als land en organisatie een beperkte visie. Je hebt beide partijen nodig om ontwikkeling mogelijk te maken.
Op de vraag hoe Caspar ontwikkelingssamenwerking door de jaren heen heeft zien veranderen, antwoord hij vrij resoluut: ‘De verandering zit eigenlijk al in de term zelf. Wat vroeger ‘ontwikkelingssamenwerking’ werd genoemd, noemen we in de sector nu ‘internationale samenwerking.’ Hij voegt hier nog aan toe: ‘Met de term ontwikkelingshulp impliceer je zelfs dat je zelf als land al iets bezit wat het andere land nodig heeft. Anders gezegd: ‘Zij’ moeten op ‘ons’ niveau komen.’ Eigenlijk moeten we van het stigma van ontwikkelingshulp en ontwikkelingsland af. ‘Ook wij hebben als land en organisatie een beperkte visie. Je hebt beide partijen nodig om ontwikkeling mogelijk te maken.’ Mooie voorbeelden van internationale samenwerking heeft Caspar genoeg. ‘Het werk van Tearfund met zelfhulpgroepen is een goed voorbeeld van internationale samenwerking.’
Een zelfhulpgroep bestaat uit vijftien tot twintig mensen die wekelijks samenkomen en een vast, klein bedrag inleggen. Daarnaast krijgen ze training en advies, bijvoorbeeld op het gebied van landbouw of het opzetten van een bedrijfje. Zodra de groep genoeg gespaard heeft kunnen deelnemers in hun eigen groep een kleine lening afsluiten om bijvoorbeeld zaad of geiten te kopen. Wereldwijd ondersteunt Tearfund tienduizenden zelfhulpgroepen. Lees er hier meer over.
‘Het bijeenkomen van deze groepen wordt gefaciliteerd, maar de keuzes en de toepassing van wat geleerd wordt liggen volledig in eigen handen. En dat gaat dan met vallen en opstaan.’ Caspar merkte in zijn werk op dat de gesprekken binnen de zelfhulpgroepen mensen raken en zorgen voor onderlinge verbinding. ‘In Ethiopië had ik een ontmoeting met een vrouw uit een zelfhulpgroep. Toen ik haar vroeg wat de groep voor haar betekende, barstte ze in tranen uit, omdat de vraag haar herinnerde aan de situatie waarin ze niet meer wist hoe het verder moest. De leden van de zelfhulpgroep hadden haar erdoorheen geholpen. Daarin ervaarde ze de betekenis van meeleven. Dat ontroerde mij enorm.’
Probeer in je werk ideeën van anderen écht te begrijpen.
In de komende jaren zullen we het als organisatie zonder Caspar moeten doen. Toch blijft hij in zijn hart aan het werk verbonden. ‘Onderdeel zijn van Tearfund betekent onderdeel zijn en blijven van een groep die gedragen wordt door een diep geloof.’ Die onderlinge verbondenheid betekent veel voor Caspar. In zijn werk was het onmisbaar en gaf het steun op de momenten dat het werk zwaar was. ‘Mensen raken soms alles kwijt. Hun bezittingen, hun geliefden, alles. In Nederland voelde ik mij dan wel eens machteloos. Wij zitten hier in een mooi kantoor en onze crisissituaties staan vaak in geen verhouding tot crisissituaties ver weg.’ Die verbinding, tussen het leven hier en het leven ver weg blijft lastig, maar de overtuiging dat Tearfund verandering teweeg kan brengen geeft hoop. ‘We moeten de kracht van ons werk blijven erkennen en onze flexibiliteit en durf blijven inzetten. Soms is het goed om als kleine organisatie je mond open te trekken tussen de groteren.’ Toch is niet alleen het gehoord worden, maar ook het horen volgens Caspar van belang. Inlevingsvermogen speelt daarin een belangrijke rol. ‘Probeer in je werk ideeën van anderen écht te begrijpen. Stel jezelf vragen. Waar komen ze vandaan? Wat voor verlangen zit erachter?’ Dat is nog eens waardevol advies om mee af te sluiten. Wij gaan ermee aan de slag. Jij ook?