
Oost-Congo heeft al vele jaren te maken met een grote humanitaire crisis. Directeur Guido de Vries bezocht in juli onze projecten in het gebied. 'Toen ik het land verliet, zeiden velen tegen mij: vergeet ons niet.’
Wat wél heel concreet is, is het lijden van de mensen.
Gaza, Israël, Oekraïne: het wereldnieuws wordt beheerst door geweld en menselijke tragedie. Terecht, want waar onschuldige mensen lijden, moet onze aandacht niet ontbreken. Maar juist te midden van al die grote conflicten dreigt één van de ernstigste humanitaire crises van onze tijd volledig uit beeld te raken: die in Oost-Congo. Terwijl het geweld daar toeneemt, zwijgt de wereld.
Sinds begin dit jaar is de militie M23 erin geslaagd om de controle te krijgen over grote delen van Oost-Congo, waaronder miljoenensteden als Goma en Bukavu. Officieel is er inmiddels een vredesakkoord gesloten, maar op de grond betekent dat weinig. De afspraken zijn vaag, er is geen tijdspad voor terugtrekking van buitenlandse troepen en het staakt-het-vuren wordt op veel plekken simpelweg genegeerd.
Wat wél heel concreet is, is het lijden van de mensen. Seksueel geweld wordt op grote schaal als oorlogswapen ingezet. Vrouwen en meisjes worden mishandeld, verkracht, besmet, vernederd. Vaak op afgelegen plekken, als ze in het alledaagse leven op het land aan het werk zijn of water halen. De gevolgen zijn niet alleen lichamelijk ingrijpend, maar veroorzaken ook diepe mentale littekens. En dat raakt de hele samenleving.
Afgelopen maand bezocht ik onze projecten in de veilige gebieden van Oost-Congo. In gesprekken met lokale gemeenschappen hoorde ik steeds hetzelfde: mensen zijn getraumatiseerd, onzeker, wanhopig. Zelfs leiders die normaal gesproken houvast bieden, weten soms niet meer hoe ze moeten reageren. Ondertussen zijn essentiële hulp weggevallen. Grote vluchtelingenkampen zijn door M23 gesloten en vernietigd. Honderdduizenden mensen zijn ontheemd, veelal vrouwen en kinderen zonder bescherming, zonder onderdak, zonder voedsel.
Tot overmaat van ramp zijn hulpverleningsprogramma’s afgeschaald omdat steeds meer overheden in het Westen fors hebben bezuinigd op hun budgetten voor ontwikkelingssamenwerking. Terwijl de nood juist groeit.
Laat Congo niet opnieuw van ons netvlies verdwijnen
Het is een misvatting om het conflict in Congo te zien als een regionale kwestie. Internationale belangen spelen een stille maar cruciale rol. Congo is rijk aan grondstoffen zoals kobalt, coltan en goud, materialen die we dagelijks gebruiken in onze telefoons, auto’s en laptops. Het is geen toeval dat buitenlandse inmenging vaak niet draait om vrede of mensenrechten, maar om toegang tot deze kostbare bronnen. En het zijn de meest kwetsbaren die daarvoor de prijs betalen.
Toch was mijn bezoek niet alleen een somber verhaal. Op lokaal niveau zag ik ook tekenen van hoop. Samen met kerken en gemeenschapsleiders werken we aan een cultuuromslag. We spreken mannen aan op hun gedrag, leren dat geweld tegen vrouwen geen vanzelfsprekendheid mag zijn. En het werkt. Als een dominee zegt: ‘dit is niet goed’, dan wordt er geluisterd. Kleine stapjes, maar met blijvende impact.
Het zijn ook persoonlijke verhalen zoals die van Clementine die hoop geven. Clementine is een gehandicapte vrouw, die een zwaar leven achter de rug heeft. Ze groeide op zonder ouders, trouwde jong, en haar man werd haar enige familie. Tijdens de oorlog verdween hij spoorloos en liet haar achter met acht kinderen. Uit schaamte en wanhoop wist ze niet meer wat ze moest doen. Om te overleven verkocht ze wat producten via een klein kraampje langs de weg. Het was haar enige bron van inkomen.
Via een van onze programma’s kreeg ze training, leerde ze sparen en investeren. Dat bleek een keerpunt: ze kon haar kraampje uitbreiden en weer in haar eigen kracht gaan staan. Haar verhaal staat symbool voor de kracht en veerkracht van Congolese vrouwen en laat zien wat er mogelijk is als hulp wél aankomt.
Dit alles staat of valt met betrokkenheid. Niet alleen van Congolezen zelf, maar ook van ons. Juist in een wereld waar voldoende afleiding is, moeten we het stille lijden niet te vergeten. De mensen in Congo verdienen onze steun. Ze verdienen het dat we hun verhaal blijven vertellen, ook als de camera’s weg zijn. Toen ik het land verliet, zeiden velen tegen mij: ‘Vergeet ons niet.’ Die woorden draag ik mee. Ik geef ze nu door. Laat Congo niet van ons netvlies verdwijnen. Het conflict is niet weg. De mensen zijn er nog. En ze hebben ons nodig.